Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)

Celloconcert nr. 2 op. 126 in G (1966)

Largo
Allegretto - Allegretto


Net zoals het veel populairdere Eerste werd ook Sjostakovitsj' Tweede Celloconcert geschreven voor Mstislav Rostropovitsj. Het Eerste Celloconcert werd gecomponeerd in het kielzog van de Elfde Symfonie, terwijl zijn opvolger uit 1966 ontstond tussen de Symfonieën nr. Dertien en Veertien in. Beide werken werden niet erg gewaardeerd door de Sovjet-autoriteiten. De politieke 'dooi' die op de dood van Stalin in 1953 was gevolgd, had plaats gemaakt voor een ruwer en ijziger klimaat. Het sterk onderschatte Tweede Celloconcert ademt een neutralere geest dan het Eerste.
Het heeft niet zo'n vaste plaats op het concertpodium verworven als zijn voorganger, gedeeltelijk omdat het wellicht te weinig mogelijkheden biedt voor demonstraties in virtuositeit; de cellolijn ligt voor het grootste deel in het orkest. Het concert vereist een dubbele houtblazersbezetting met een contrafagot, twee hoorns, een uitgebreide slagwerksectie, twee harpen en strijkers. Toch gaat Sjostakovitsj zorgvuldig en spaarzaam om met de muzikale middelen die hem ter beschikking staan. De muziek klinkt bijna voortdurend zeer doorzichtig en ook het thematisch materiaal wordt zeer grondig en vernuftig gebruikt.

In het eerste deel van het Tweede Celloconcert heerst een atmosfeer van ernst en intimiteit. Een groter contrast met het dansante eerste deel van het Eerste concert is niet denkbaar. Het is alsof Sjostakovitsj dit keer bewust iets heel anders voor Rostropovitsj wilde schrijven. In de inleiding door de cellist klimt en daalt de cello naar alle uitersten van zijn registers, maar de nadruk ligt op de lagere celloregionen. Het Largo bevat voornamelijk zeer cantabile, mijmerende, soms elegische en in zichzelf gekeerde muziek. Op het eerste gezicht lijken de muzikale ideeën nogal vaag en terloops, maar ze worden met grote strengheid verwerkt.
Er zijn momenten van grote tederheid en melancholie in dit deel. Dansante episodes, die zelden ontbreken in werken van Sjostakovitsj, vinden we er ook. Het is een nogal grimmig-grappige, ironische dans die we hier tegenkomen, zeer effectief en suggestief geïnstrumenteerd met bijzondere samenklanken als grote trom, cello, contrafagot en pizzicato spelende strijkers. Tegen het einde keert de mijmerende stemming van het begin weer terug, minder somber en meer dromerig-droevig met mahleriaanse hoornsoli.

Het tweede en derde deel (beide Allegretto's) gaan zonder onderbreking in elkaar over. Het eerste scherzo-achtige en nerveus-dansante Allegretto fungeert min of meer als opmaat voor het tweede. Hoornfanfares en militair tromgeroffel kondigen het begin aan van het laatste deel. De cello neemt het fanfare motief over, begeleid door gerinkel van belletjes. Hierna volgt een stemmingen-spel: romantisch zwijmelende passages van de cello (begeleid door harpgetokkel), worden afgewisseld door pastorale episodes (fluitsoli) en wervelende volksdansen. Vitaliteit en humor voeren in dit deel de boventoon.

Sjostakovitsj droeg vanzelfsprekend zijn in een sanatorium op de Krim gecomponeerde Tweede Celloconcert op aan Rostropovitsj, die het werk in Moskou, begeleid door dirigent Jevgeni Svetlanov, in première bracht.

Agnes van der Horst


|| Omhoog || Andere toelichtingen ||