Anton Stepanovitsj Arenski (1861-1906)

Fantasia op Russisch volksliederen, opus 48 (1899)

"In de herfst werd Arenski door de dood weggerukt uit het Russische muziekleven", zo schreef Rimski-Korsakov in 1906 in zijn memoires. "Hij was mijn leerling geweest en daarna docent aan het conservatorium van Moskou, waar hij meerdere jaren verbleef. Iedereen was het erover eens dat hij zijn leven verknoeide met kaartspel en alcohol. Niettemin ontwikkelde hij als componist een vruchtbare werkdrift. Een tijdlang was hij getroffen door een zenuwziekte die echter weer spoorloos verdween. In de negentiger jaren gaf hij zijn functie aan het conservatorium op om Balakirev op te volgen als koorleider van de hofkapel van St. Petersburg. Ook in deze baan gaf hij zich over aan de onstabiele levenswandel waaraan hij gewend was, hoewel in mindere mate. Nadat hij deze post snel verliet kwam hij in een benijdenswaardige positie; hij werd als 'Ambtenaar met bijzondere opdracht' opgenomen op de lijst van het ministerie van het hof, kreeg een pensioen van 6000 roebel en was volledig vrij om ongehinderd te kunnen componeren. Nu verviel hij opnieuw in zijn ruïneuze manier van leven, maar verrichtte daarbij toch veel compositorische arbeid. Zijn door het woeste leven vernielde gezondheid hield niet lang stand. Hij kreeg vliegende tering, zocht vergeefs genezing in Nice en stierf in een sanatorium in Finland. Sinds zijn verhuizing naar St.Petersburg had Arenski zich aangesloten bij de vriendenkring van Beljajev, als componist hield hij zich echter, net als Tsjaikovsky, afzijdig. Wat betreft het karakter van zijn gave en zijn smaak stond hij wellicht het dichtst bij Anton Rubinstein, hoewel zijn scheppingskracht geringer was; in zijn instrumentatie echter overtrof hij - als kind van een nieuwere tijd - Rubinstein totaal. Hij ontsnapte niet aan mijn invloed en later aan die van Tsjaikovsky. Hij zal spoedig vergeten zijn ...."

Deze voorspelling van Rimsky-Korsakov kwam gedeeltelijk uit. Van Arenski, die een groot oeuvre met 74 opusnummers heeft nagelaten, en in bijna iedere muziekvorm heeft gecomponeerd, worden nog maar weinig composities uitgevoerd. Maar helemaal vergeten is deze meest eclectische Russische componist van zijn generatie ook weer niet. Enkele van zijn stukken, waaronder de wals uit zijn Eerste Suite voor twee piano's en de lyrische melodieënstroom van deVariaties voor strijkorkest op een thema van zijn vriend Tsjaikovsky, hebben altijd (op bescheiden wijze) repertoire gehouden.
Zijn Fantasie op Russische volksliederen hoort thuis onder het hoofdstukje volbloed romantische en virtuoze pianomuziek. Als basis voor het korte, rapsodische werk gebruikte hij twee Russische folkloristische melodieën. Het eerste (Andante sostenuto) in e en het tweede (Allegretto) in d.

Agnes van der Horst


|| Omhoog || Andere toelichtingen ||